Jantje toont het rapport aan zijn vader. Deze wordt woedend en roept: “Zo een slecht rapport! Zo slecht is het nog nooit geweest! Als je zo verder doet zal je niks van je leven maken. Kijk, wat ik bereikt heb, maar ik heb op school altijd mijn best gedaan en goede cijfers behaald.”
Jantje zegt: “Maar papa, dat is niet mijn rapport, het is eentje van jou dat ik op de zolder heb gevonden.”
Wij willen zo graag een goed voorbeeld zijn voor anderen, zeker voor onze kinderen. Het is zelfs onze opdracht dat we voorbeeldig zijn in “woord, in wandel, in liefde, in geest, in geloof en in reinheid”. Zo staat het immers in 1 Tim. 4:12, en er zijn nog veel meer plaatsen in de Bijbel die ons hiervoor vermanen. Het is goed als Gods Geest al een verandering in ons teweeg heeft gebracht en onze kinderen dit kunnen zien.
Zoals de vader van Jantje, denken wij soms dat we onze kinderen helpen door op onze successen te wijzen. Wij vertellen hen van situaties waarin wij Gods belangen verdedigd hebben, van gebedsverhoringen, van onze ervaringen met de Heer. Hier is natuurlijk allemaal niets mis mee. Wij willen hen wijzen op Gods aanwezigheid, Zijn almacht, daarop dat Hij gebed verhoort.
Maar onze kinderen denken anders. Zij zijn omgeven door het postmoderne denken. Voor hen tellen persoonlijke ervaringen. Wat wij als ouders beleven is niet hun geloof, het is het geloof van iemand anders. Door onze succesverhalen worden zij er eerder aan herinnerd, dat zij dit niet beleven, dat zij moeite hebben met het geloof, dat zij struikelen.
Vertel hen ook van je moeite, je mislukkingen, je vragen in het geloof. Misschien kan je samen vragen stellen en naar antwoorden zoeken. Het helpt hen, als je eerlijk bent. Dat is wat ze zoeken: christenen die echt zijn en vragen durven stellen. Zoals zij.
Daarom: Wees ook eens een slecht voorbeeld.