Is het je al overkomen dat je tiener beweert dat jij iets negatiefs over hem gezegd zou hebben, terwijl jij zeker wist dat dit niet zo was? Wie van de twee heeft gelijk? Wie heeft het betere geheugen?

Dat weten we vaak niet. Maar het is duidelijk, dat onze boodschappen vaak anders opgevat of begrepen worden dan we ze bedoeld hadden. Deze storing van de communicatie kan aan beide kanten liggen, maar het is aan ons om ons best te doen om deze te voorkomen.

Enkele voorbeelden: De noodkreet van een moeder “ben ik blij dat de vakantie bijna gedaan is, dan kan ik weer ongestoord mijn huishouden doen” kan voor een kind overkomen als “mijn moeder wil me liever kwijt”. De raad “je zou iets aan je puistjes moeten doen” kan overkomen als “ik ben niet mooi genoeg”. Als je je kind van school laat veranderen omdat het met de anderen niet kan opschieten, kan het hierdoor de boodschap krijgen, dat je beter moeilijkheden uit de weg gaat. Als je niet luistert wanneer hij iets wil vertellen, kan het de boodschap krijgen dat hij niet belangrijk genoeg is of wat hij te zeggen heeft niet interessant.

Wij geven dus voortdurend boodschappen. Aangezien vaak niet onze woorden maar ons gedrag luider spreekt, communiceren we soms dingen die we nooit zouden zeggen, maar die wel bij de ander zo toekomen.

Welke boodschap wil je aan je kinderen doorgeven? Voor de meeste ouders is het belangrijk dat hun kinderen weten dat ze geliefd zijn. Dat je van hen houdt moet je dus niet alleen zeggen, maar ook in praktijk brengen. In het boek “De 5 talen van de liefde” zijn vele praktische tips die je kunnen helpen om over te brengen wat je echt wilt: dat je van hen houdt.

In Spreuken 3:21 worden wij vermaand: “Mijn zoon! laat de wijsheid niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid.” Laten we in de afhankelijkheid van de Heer met onze kinderen omgaan.